Wentelaar, Zomereik en Jan van Nijlen

De uitgelichten van lentemaand 2023, van het Zaakwoordenboek der Lage Landen.

Wentelaar, Zomereik en Jan van Nijlen

Inhoudsopgave

  • "Wentelaar" (Woord der Maand)
  • "Zomereik" (Afbeelding der Maand)
  • "Avond bij het Meer" (Aanhaling der Maand)

Geachte lezenaar of lezenaarster,

welkom bij de uitgelichten van lentemaand 2023, van het Zaakwoordenboek der Lage Landen.

"Wentelaar" (Woord der Maand)

Een wentelaar is van oudsher een ruimtelijk vast lichaam en een der meest onmisbare kromlijnige meetkundige vormen. In de grondmeetkunde wordt hij beschouwd als ene kantzuil met een kring als grondslag.

Een wentelaar kan ook worden bepaald als een oneindig kromlijnig oppervlak in verschillende hedendaagse takken van meetkunde en plaatskunde. De verschuiving in de grondbetekenis - vaste stof tegenover oppervlak - heeft tot enige onduidelijkheid in de woordenkeus geleid. De twee begrippen kunnen worden onderscheiden door te verwijzen naar gevulde wentelaren en wentelarelijke oppervlakken. In de letterkunde kan het onopgesmukte begrip wentelaar verwijzen naar een van beiden of naar een nog meer gericht voorwerp, de rechter kringwentelaar.

"Zomereik" (Afbeelding der Maand)

Bron: Wikimedia Commons.

De zomereik is enen loofboom met een hoogte tot veertig meter en een enkele stevige stam die wel elf meter in omtrek kan zijn (omtrek op borsthoogte) of zelfs veertien meter bij geknotte eenheden. Oudere bomen zijn meestal geknot, met een stam (de hoofdstam) van twee tot drie meter lang. Deze leven langer en worden steviger dan ongeknotte bomen.

De kroon is verspreid en ongelijkmatig gewelfd en de bomen hebben vaak stevige onderste takken. De bark is grijsbruin en dicht gegroefd, met loodrechte platen. Op de stam zitten vaak grote bramen die meestal veel kleine scheuten voortbrengen. Eiken brengen geen uitlopers voort, maar herstellen goed van snoei- en bliksemschade. De twijgen zijn onbehaard en de knoppen zijn eivormig, bruinachtig en puntig.

De bladeren staan afwisselend langs de twijgen en zijn breed, langwerpig of eirond, tien tot twaalf centimeter lang en zeven tot acht centimeter breed, met een korte (meestal twee tot drie millimeter) bladsteel. Zij hebben een krachtige bladvoet en drie tot zes afgeronde lobben, die niet verder dan halverwege de middennerf zijn verdeeld. De bladeren zijn meestal kaal of hebben slechts enkele eenvoudige haartjes aan der onderzijde. Ze zijn donkergroen van boven, bleker van onderen, en zijn tegen de herfst vaak bedekt met kleine schijfjes lovergal.

"Avond bij het Meer" (Aanhaling der Maand)

Avond bij het Meer van Jan van Nijlen:

Als luid in 't woud het zomerwindje sprak
of duizend saters op hun fluiten bliezen,
en wiegelden op 't zilvren watervlak
van 't roerloos meer de witbewolde biezen;

als zon verzonk achter de bomen die ze
vol gensters van een laaiend vuurwerk stak,
en ging alles wat zong zijn stem verliezen
voor 't lied der merel zingend op een tak;

dan dacht ik aan dien lang voorbijen dag
dat ik, die vrede en heil nog mooglijk waande,
in 't hoge bloeiend gras te fluiten lag

naast u, toen zachtjes aan de kim begon
te scheemren en uw pinkende ogen traanden
van 't hevig licht der ondergaande zon.

Hoogachtend,
C. J. Righart


Afbeelding (hoofding, achtergrond): Andrzej Barabasz (Chepry), CC BY-SA 3.0, middels Wikimedia Commons
Afbeelding (hoofding, vormgeving: C. J. Righart